De Salduz-jurisprudentie

Door: Kayleigh Jansen

Sinds het Salduz-arrest in 2008 is er een discussie over wat het recht op rechtsbijstand gedurende een politieverhoor door een raadsman inhoudt.[1] Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) bepaalde in het arrest dat je onder art. 6 EVRM recht op toegang tot een raadsman hebt vanaf het moment dat sprake is van de zogenaamde ‘criminal charge’, tenzij er een dwingende reden is om die toegang te ontzeggen. In Nederland bestond een soortgelijk recht op dat moment nog niet. Het was hiernaast onduidelijk of dit dan enkel een consultatierecht was, of ook een aanwezigheidsrecht. In 2009 kwam de Hoge Raad met een Post-Salduz-arrest.[2] Hierin werd bepaald dat enkel de aangehouden verdachte het recht heeft om een raadsman te raadplegen. De Hoge Raad nam dus de positie in dat het enkel ging om een consultatierecht. Dit betekende dat de raadsman geen aanwezigheidsrecht had, en dus niet aanwezig mocht zijn gedurende het politieverhoor.

In 2013 bleek dat de Nederlandse Hoge Raad en de organen van de Europese Unie niet op één lijn zaten. In een richtlijn werd aan alle lidstaten vanaf 2017 verplicht ervoor te zorgen dat het nationale strafrecht zo was ingericht dat er een raadsman aanwezig kon zijn gedurende het verhoor.[3] Het ging dus niet langer alleen om een consultatierecht, maar ook om een aanwezigheidsrecht. Hierop kwam een reactie van de Hoge Raad in het Post-Post Salduz-arrest.[4] De verdachte heeft uiteindelijk ook recht op aanwezigheid van een raadsman. Dit zou volgens de Hoge Raad echter niet meteen doorgevoerd kunnen worden. Er moest daarom een onderscheid worden gemaakt in periodes, aldus de Hoge Raad. Er werd bepaald dat de verdachte vanaf 1 maart 2016 recht zou gaan hebben op bijstand van een raadsman tijdens het verhoor. Tot die tijd bleef de oude jurisprudentie van toepassing, en had de verdachte enkel recht op consultatie.

Rond 2017 verschenen onder andere het Ibrahim-arrest en het Beuze-arrest van het EHRM. Uit deze twee arresten bleek dat het recht op rechtsbijstand gedurende het politieverhoor meer inhield dan enkel het consultatierecht.[5] In beide zaken kwam naar voren dat het EHRM kijkt naar wanneer sprake is van een eerlijk proces en wat de rechten zijn die je hebt onder art. 6 EVRM. De Hoge Raad bleef dit echter negeren.

Inmiddels is het zo dat de raadsman op verzoek van de verdachte het verhoor kan bijwonen. De verdachte moet dit verzoek doen aan de verhorende ambtenaar of hulpofficier. Het bijwonen van het verhoor houdt niet enkel observatie in; de raadsman kan ook daadwerkelijk bijstand verlenen aan de verdachte.[6] Het verhoor mag ook worden onderbroken zodat de verdachte met zijn raadsman kan overleggen. Enkel in het geval van uitzonderlijke en dringende omstandigheden mag de toegang tot de raadsman worden beperkt of ontzegd. Er moet dan sprake zijn van een dringende noodzaak om ernstige gevolgen voor het leven, de vrijheid of de fysieke integriteit van een persoon te voorkomen, of om te voorkomen dat aanzienlijke schade aan het onderzoek wordt toegebracht.[7]

[1] EHRM 27 november 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:1127JUD003639102 (Salduz t. Turkije).

[2] HR 30 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH3079 (Post-Salduz).

[3] Artikel 3 lid 3 sub b van Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming.

[4] HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608.

[5] EHRM 13 september 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0913JUD005054108 (Ibrahim e.a./Verenigd Koninkrijk) en EHRM 9 november 2018, nr. 71409/10 (Beuze t. België).

[6] Artikel 28d lid 1 Wetboek van Strafvordering.

[7] Artikel 28e lid 2 Wetboek van Strafvordering.