Het bezoek aan de patholoog anatoom

Door: Maarten Veld

Afgelopen woensdag brachten leden van Dr. Nico Muller een bezoek aan de afdeling pathologie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. In het mortuarium kregen zij een lezing van Jaap Bongers. De aanwezigen werden geprikkeld om te verwoorden wat zij zagen en na te denken over wat zij zouden doen indien zij de officier van justitie (hierna: OvJ) in kwestie waren.

De eerste relevante vraag luidt: wat is nu een lijk? Op grond van art. 2 lid 1 sub a van de Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) wordt een lijk gedefinieerd als het stoffelijk overschot van een overledene. Het hoeft niet te gaan om een heel lichaam. De Hoge Raad heeft erkend dat ook een deel van het stoffelijk overschot, zoals een romp, als lijk kan worden beschouwd.[1]

Bij het overlijden is het belangrijk om een onderscheid te maken in de aard van het overlijden. Het kan hierbij gaan om een natuurlijke en een niet-natuurlijke dood. De Wlb geeft geen definitie voor deze termen; deze definities volgen uit de medische literatuur. Van een natuurlijke dood is sprake als het overlijden uitsluitend het gevolg is van een spontane ziekte, met inbegrip van een complicatie die is opgetreden tijdens de medische behandeling.[2] Tevens kan gedacht worden aan ouderdom, maar dit is eigenlijk geen doodsoorzaak. Iemand overlijdt niet aan de leeftijd, maar aan de ziekte of combinatie van ziektes die hij of zij heeft op oudere leeftijd.[3]

Op grond van art. 72 Wlb kan een medische sectie worden verricht op het lijk. Belangrijk hierbij is dat de overledene dit bij leven heeft toegestaan of dat de nabestaanden hier toestemming voor geven. Indien uit bijvoorbeeld het testament blijkt dat de overledene zich verzet tegen een sectie, dan wordt deze niet verricht wegens respectering van de lichamelijke integriteit. De sectie in geval van een natuurlijke dood wordt verricht door een klinisch patholoog. Mocht tijdens de sectie blijken dat er aanwijzingen zijn van een niet-natuurlijk overlijden, dan zal de sectie gestaakt worden en moet ingevolge art. 76 lid 2 Wlb toestemming van de OvJ gevraagd worden om de sectie ter hervatten.[4] In de praktijk wordt de sectie meestal hervat door een forensisch patholoog.

Bij een niet-natuurlijke dood lag het overlijden van een persoon dus niet in de lijn der verwachting. De definitie die wordt gehanteerd is: “overlijden als direct of indirect gevolg van een ongeval, geweld of een andere van buiten komende oorzaak, van suïcide of opzet of schuld van een ander”.[5] Kortom: niet ieder niet-natuurlijk overlijden is het gevolg van strafbare feiten. Mocht een arts die de lijkschouwing verricht niet overtuigd zijn van de natuurlijke dood, dan neemt deze contact op met de gemeentelijke lijkschouwer.[6] Deze neemt vervolgens contact op met de OvJ.[7] De OvJ gaat na of er een redelijk vermoeden is van een strafbaar feit. 

Op grond van art. 76 Wlb komen bepaalde bevoegdheden toe aan de OvJ, indien sprake is van een niet-natuurlijk overlijden. Zo moet de OvJ toestemming geven voor het vervoer van een lijk en voor de orgaandonatie. De OvJ zal moeten overwegen of er belang is bij verder onderzoek of dat het lichaam vrijgegeven kan worden. Bij een vermoeden van een strafbaar feit kan de OvJ tevens het stoffelijk overschot in beslag nemen op grond van art. 94 Sv.[8] Op grond van art. 73 Wlb kan de OvJ vervolgens de gerechtelijke sectie bevelen. De gerechtelijke sectie wordt doorgaans verricht door een forensisch patholoog van het Nederland Forensisch Instituut.

De overledene kan zich niet bij wilsverklaring verzetten tegen de gerechtelijke sectie.[9] Ook nabestaanden kunnen zich hier niet tegen verzetten. Zij dienen wel geïnformeerd te worden over de gerechtelijke sectie.[10] Het opzettelijk verhinderen van een gerechtelijke sectie is een misdrijf op grond van art. 190 Sr.[11] Na de gerechtelijke sectie kan de OvJ het lichaam vrijgeven, zodat de nabestaanden afscheid kunnen nemen van de overledene en deze kunnen begraven of cremeren.[12] Een OvJ kan overigens verbieden dat de overledene wordt gecremeerd.[13]

Tot slot is het belangrijk om te beseffen dat bevoegdheden zoals de inbeslagname van het stoffelijk overschot (grote) consequenties kunnen hebben voor de nabestaanden, met name voor hun rouwverwerking. De toekomstige officieren van justitie die woensdag in het mortuarium zaten, zijn in ieder geval een klein beetje voorbereid op dit deel van de baan.

[1] HR 30 januari 1996, NJ 1996/263, ECLI:NL:HR:1996:ZD0369.

[2] Das en Duijst 2011, p. 46.

[3] Handreiking (niet-)natuurlijke dood, IGJ, OM, KNMG, FMG 2016, p. 4.

[4] Van Meersbergen, in: T&C Gezondheidsrecht, art. 72 Wlb, aant. 2 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt 01-11-2019).

[5] Das & Duijst 2011, p. 58.

[6] Van Meersbergen, in: T&C Gezondheidsrecht, art. 7 Wlb, aant. 4 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt 01-11-2019).

[7] Artikel 10 Wet op de lijkbezorging.

[8] Duijst, Gezondheidsstrafrecht 2014/4.2.1.

[9] Duijst & Krap, NJB 2017/774 p. 925.

[10] Van Meersbergen, in: T&C Gezondheidsrecht, art. 73 Wlb, aant. 2 (online in Kluwer Navigator, bijgewerkt 01-11-2019).

[11] Duijst, Gezondheidsstrafrecht 2014/4.2.1.

[12] Handreiking (niet-)natuurlijke dood, IGJ, OM, KNMG, FMG 2016, p. 9.

[13] Artikel 76 Wet op de lijkbezorging.