Zedendelicten en bewijsproblemen

Wekelijks wordt over de voorgeschreven literatuur van het vak straf(proces)recht II in het tweede semester geblogd. Ditmaal voor het laatst in dit collegejaar. Deze keer is het onderwerp ‘zedendelicten’ aan de beurt.

Door: Berinay Aydin

“Aangifte tegen Ruinerwold-vader vanwege zedendelict” kopte het AD afgelopen maandag.[1] Tegen Gerrit Jan van D., die ervan verdacht werd zes van zijn negen kinderen jarenlang tegen hun wil te hebben vastgehouden op een boerderij in het Drentse Ruinerwold, is aangifte gedaan voor seksueel grensoverschrijdend gedrag. Maar wat houden zedendelicten precies in? En tegen wat voor problemen lopen de opsporingsinstanties aan bij het vervolgen van een zedenverdachte? In deze blog zal daar nader op in worden gegaan.

Zedendelicten

Zedendelicten zijn seksuele of ontuchtige handelingen die volgens de wet strafbaar zijn. Het gaat dan om handelingen tegen iemands wil: er moet dus sprake zijn van dwang. Deze delicten zijn ernstige delicten en veroorzaken vaak ook grote maatschappelijke onrust en media-aandacht. Een lijst van de misdrijven tegen de zeden is opgenomen in Boek 2, Titel XIV van het Wetboek van Strafrecht (artikel 239 e.v.). Voorbeelden van zedendelicten zijn:

  • Schadelijke afbeelding tonen aan iemand beneden de zestien jaar (ten hoogste een jaar gevangenisstraf);
  • Het bezit van kinderporno (ten hoogste vier jaar gevangenisstraf);
  • Verkrachting (ten hoogste twaalf jaar gevangenisstraf);
  • Gemeenschap met iemand beneden de twaalf jaar (ten hoogste twaalf jaar gevangenisstraf);
  • Aanranding (ten hoogste acht jaar gevangenisstraf).

Bewijsproblemen 

Bij zedendelicten zijn vaak twee personen betrokken, te weten het slachtoffer en de verdachte. De verklaringen zullen in veruit de meeste gevallen sterk van elkaar verschillen. Het komt dan neer op het ene woord tegen het andere. Daar ligt precies het bewijsprobleem bij zedendelicten besloten: de rechter kan niet alleen op basis van een getuigenverklaring tot een bewezenverklaring komen.[2] Dit beginsel wordt ook wel het beginsel van “unus testis, nullus testis” genoemd. 

Een tweede bewijsmiddel is dus altijd noodzakelijk. Dit behoeft echter geen tweede getuigenverklaring te zijn. Het kan ook gaan om technisch bewijs, zoals sperma.[3] Er geldt wel één belangrijke beperking: het tweede bewijsmiddel mag niet uit dezelfde bron komen.[4] Als iemand dus slachtoffer is geworden van seksueel misbruik en direct daarna overstuur bij de buren aanbelt en alles vertelt, kunnen de waarnemingen van deze buren niet als tweede, losstaande bewijsmiddel worden gebruikt. Het kan wel worden gebruikt om de geloofwaardigheid van het eerste bewijsmiddel te versterken.

De bewijsproblematiek zorgt voor een hoge drempel voor het doen van aangifte door slachtoffers. In veel gevallen wordt er geen aangifte gedaan, of doet de politie niks met de aangifte, omdat de lat voor de strafbaarheid bij bijvoorbeeld van aanranding of verkrachting simpelweg te hoog ligt. Ook zijn er inmiddels meer soorten van seksueel grensoverschrijdend gedrag dan de in de Wetboek van Strafrecht opgenomen delicten. Daarom is minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) met een nieuw voorstel gekomen: het Wetsvoorstel seksuele misdrijven.[5] Dit wetsvoorstel beoogt alle onvrijwillige vormen van seks strafbaar te maken als verkrachting; dwang is dus niet meer vereist. Ook beoogt het wetsvoorstel de strafmaxima van een aantal delicten verhoogd, bijvoorbeeld voor het bezit van kinderporno. Het wetsvoorstel bevindt zich nu nog in de consultatiefase. 


[1] AD 3 mei 2021, ‘Aangifte tegen Ruinerwold-vader vanwege zedendelict, te raadplegen via: https://www.ad.nl/binnenland/aangifte-tegen-ruinerwold-vader-vanwege-zedendelict~ad8860b4/.
[2] “Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan door den rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige”, luidt artikel 342, tweede lid, WvSv.
[3] Zie bijvoorbeeld HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6458, NJ 2012/250.
[4] B. de Wilde, ‘Bewijsminimumregels als waarborgen voor de waarheidsvinding in strafzaken?’, in: J.H. Crijns e.a. (red.), De waarde van waarheid, Den Haag: Boom 2008, p. 278-279.
[5] Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven), te raadplegen via: https://www.internetconsultatie.nl/wetsvoorstelseksuelemisdrijven.