Gratie bij levenslang

Door:  Mark Mulder

“In hoeverre kan de minister afwijken van een gerechtelijk advies inzake een gratieprocedure van een levenslanggestrafte?”

Om tot beantwoording van deze vraag te komen wordt ingegaan op de invloed van het EHRM op het gratiebeleid en wordt de betrokkenheid van de minister in de procedure aangestipt

Het politieke beleid vanaf 1986

Politieke opvattingen die de minister in de rol van bestuurder laat doorschemeren in zijn besluitvormingsproces zouden kunnen leiden tot een lastige situatie als het recht daarmee tekort wordt gedaan. Ik vind dat de regering een levenslange gevangenisstraf politiek-beleidsmatig daadwerkelijk ‘voor het leven’ acht.[1] Dit heeft er naar mijn mening toe geleid dat de Gratiewet vanaf 1986 nauwelijks is toegepast voor levenslanggestraften, terwijl de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf door het EHRM in strijd met het EVRM werd bevonden.[2]

Het Vinter-arrest

In het Vinter-arrest verplichtte het EHRM staten om een review procedure te implementeren in het strafrechtssysteem. Deze procedure dient niet alleen de jure maar ook de facto tot een herbeoordeling te leiden die voldoet aan het resocialisatiebeginsel; een beginsel op basis waarvan in vele Europese landen tot levenslang veroordeelden daadwerkelijk vooruitzicht hebben op terugkeer in de maatschappij.[3] In Nederland manifesteerde het probleem dat een levenslange veroordeling de facto niet werd herbeoordeeld aan de hand van de maatstaf dat (ook de) tenuitvoerlegging van levenslang is gericht op resocialisatie.[4] De gratieprocedure is een ongeschikt rechtsinstrument gebleken, omdat de regering tot op heden niet duidelijk van koers  is veranderd in haar beleid.[5] In 2017 bepaalde de Hoge Raad dat de procedure in overeenstemming is met het EVRM, maar de minister leek te volharden in zijn beleid. Om uit deze impasse te komen is daarom zeer verdedigbaar dat hoe ingrijpender de rechtsgevolgen zijn voor een veroordeelde, des te meer in een onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming omtrent de tenuitvoerlegging van een veroordeling dient te worden voorzien. De gratieprocedure voldoet niet aan een onafhankelijke en onpartijdige besluitvorming.[6

Het arrest van de HR op 6 november 2020

Men lijkt grotendeels uit de impasse geklommen. De Hoge Raad heeft op 6 november 2020 beslist dat de minister alleen in bijzondere omstandigheden van het gratieadvies van de rechter mag afwijken. De minister dient met terughoudendheid gebruik te maken van de mogelijkheid om af te wijken van het gerechtelijk advies. De burgerlijke rechter dient – als bevoegde rechter – de rechtvaardiging om af te wijken daarvan aan een redelijkheidstoets te onderwerpen.[7] Deze kan daarnaast de minister opdragen een nieuw besluit te nemen. De minister is gehouden om een besluit te nemen met inachtneming van het vonnis van de burgerlijke rechter.[8]


1 Van Hattum, in: Levenslang, 6 april 2018, p. 84-85 en 93-94.

Altunashvili, De uitzichtloosheid van levenslang, 2015, p. 20-22.

2 Jansen e.a., in: NJB 2015/1590, par. 3.

3 Van Hattum, in: DD 2017/25, 6.1.

Silvis, in: Levenslang, p. 29-30.

4 Zie ook: Spronken, in: NJB 2020/3048.

Welten, in: DJ 2012/1666, p. 52-61.

5 Claessen, in: Levenslang, p.97-99.

6 Zie ook: Van Hattum, in: NJB 2014/1839, par. 3.

7 Bröring en Van Hattum, in: NTS 2021/3, par. 5.4.

8 Bröring en Van Hattum, in: NTS 2021/3, par. 5.1.

Spronken, in: NJB 2020/3048.