Voorbedachte raad bewezen?

Door Kayleigh Jansen

Moord kan alleen bewezen worden wanneer sprake is van voorbedachte raad. Die conclusie kan worden getrokken uit art. 289 Sr. Wanneer is voldaan aan het criterium voor de bewezenverklaring van voorbedachte raad?

Volgens de Memorie van Toelichting gaat het bij voorbedachte raad om een tijdsruimte tussen het besluit en de uitvoering daarvan.[1] Voor een bewezenverklaring dient te worden gekeken of een verdachte voorafgaand rustig nadenkt over zijn voorgenomen daad en hierin een besluit neemt. Deze uitleg van voorbedachte raad is lang niet strikt toegepast door rechters. Het ging niet om het daadwerkelijk nadenken, maar of er mogelijkheid was tot nadenken.[2] Vanaf 2012 is de Hoge Raad strenger gaan kijken naar de invulling van het criterium voor voorbedachte raad.

In februari 2012 overwoog de Hoge Raad dat er eisen moeten worden gesteld aan de vaststelling van voorbedachte raad. De Hoge Raad overwoog dat het feit dat de verdachte genoeg tijd had om over zijn daad na te denken een belangrijke objectieve aanwijzing vormde voor voorbedachte raad, maar dat er contra-indicaties in het spel waren. Hieraan moet een zwaarder gewicht worden toegekend. Voorbedachte raad dient niet te snel bewezen te worden verklaard, wegens het strafverzwarende gevolg.[3] Dit vormde het begin van de strengere koers die de Hoge Raad ging varen, en deze overwegingen zijn in vele arresten door de Hoge Raad herhaald.[4] Later werd duidelijk dat de enkele mogelijkheid voor een verdachte om zich te kunnen beraden niet per se voldoende is; ook moet duidelijk zijn dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Alleen wanneer daar geen sprake van is, zal de verdachte de gelegenheid hebben gehad om goed na te denken over zijn daad.[5]

Op 15 oktober 2013 werden deze eisen nog eens verder uitgewerkt door de Hoge Raad. Hier werd Duidelijk werd dat de verdachte daadwerkelijk moet hebben nagedacht over de betekenis en gevolgen van zijn daad. Omdat dit lastig te bewijzen is, mag de rechter gebruik maken van bewijsvermoedens. Er moet dan wel sprake zijn van bewijs waaruit blijkt dat er voldoende gelegenheid is geweest om na te denken. Het is voor de rechter redelijk om aan te nemen dat de verdachte heeft nagedacht over zijn voorgenomen daad wanneer hij daartoe de gelegenheid heeft gehad. Wanneer niet vaststaat dat niet is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, kan voorbedachte raad niet worden bewezen.[6]

Sinds 2012 heeft de Hoge Raad veel arresten vernietigd waarin het criterium voorbedachte raad niet voldeed aan de strenge eisen die het eraan stelde. Voorheen werd voorbedachte raad makkelijk bewezenverklaard; wanneer sprake was van tijd voor de verdachte om zich op zijn besluit te beraden, werd ervan uitgegaan dat die tijd ook daadwerkelijk daarvoor was benut. Uit recente jurisprudentie is gebleken dat de rechter ook dient te kijken naar de aanwezigheid van contra-indicaties.

[1] Van Oort, in: Sdu Commentaar: Strafrecht, art. 289 Sr, aant. C.1.1.

[2] HR 27 juni 2000, NJ 2000, 109.

[3]HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342.

[4] O.a. HR 19 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8678; HR 15 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5678.

[5]HR 19 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8678.

[6] HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963.