Meerdere lidstaten met rechtsmacht, meerdere keren vervolgd en berecht?
Door Kayleigh Jansen
In het Nederlandse wetboek is in artikel 68 Sr het ne bis in idem-beginsel opgenomen: “Behoudens de gevallen waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, kan niemand andermaal worden vervolgd wegens een feit waarover te zijnen aanzien bij gewijsde van de rechter (…) onherroepelijk is beslist”. Dit beginsel houdt kortgezegd in dat iemand niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden vervolgd in Nederland.
Het Nederlandse beginsel uit artikel 68 Sr beschermt enkel tegen een tweede Nederlandse vervolging. In de Europese Unie is het ne bis in idem-beginsel neergelegd in artikel 50 van het Handvest van de EU: “Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure voor een strafbaar feit waarvoor hij in de Unie reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet.” Het komt regelmatig voor dat meerdere lidstaten rechtsmacht hebben. Het ne bis in idem-beginsel is nodig in de EU zodat iemand op Europees niveau niet nog een keer kan worden veroordeeld in een ander lidstaat, bijvoorbeeld door overlevering. Wanneer bijvoorbeeld sprake is van een onherroepelijk vonnis in Nederland, zal de Belgische officier van justitie de betrokken persoon niet voor dezelfde feiten kunnen vervolgen in België.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie geeft een ruime uitleg aan de term ‘onherroepelijk vonnis’. Dit blijkt uit de volgende twee zaken die door het Hof zijn gewezen: Gözütok en Brügge, en Strafzaak tegen M. In Gözütok en Brügge werd een verdachte vervolgd in België, waarna de zaak werd afgedaan met een transactie.[1] Het Duitse OM vond deze transactie te licht, en omdat het ook rechtsmacht had, besloot het de betrokken persoon ook in Duitsland te vervolgen.[2] Het Hof oordeelde dat een transactie in principe geen vonnis is, maar dat het ne bis in idem-beginsel inhoudt dat de Europese lidstaten elkaars verschillen moeten accepteren. Het was voor Duitsland hierdoor niet meer mogelijk om de betrokken persoon voor dezelfde feiten te vervolgen. In Strafzaak tegen M. kwam het Belgische OM er gedurende het vooronderzoek achter dat het niet over voldoende bewijs beschikte, waardoor de zaak eindigde in een voorwaardelijke buitenvervolgingstelling.[3] De moeder van het slachtoffer deed vervolgens aangifte in Italië. Ook in deze zaak moest het Hof beoordelen of sprake was van een onherroepelijk vonnis in België. Het besliste dat Italië dient te erkennen dat het zo is geëindigd in België.
Het ne bis in idem-beginsel is voor de EU van groot belang, wegens de open grenzen. Wanneer het beginsel niet zou gelden, zouden mensen wellicht minder naar andere lidstaten reizen uit angst voor een tweede veroordeling. Het ne bis in idem-beginsel is dus nodig voor het vrije verkeer van personen.
[1] De transactie is geregeld in art. 74 Sr. De officier van justitie stelt dan voor aanvang van de terechtzitting voorwaarden voor waaraan de verdachte kan voldoen, zodat het recht tot strafvordering komt te vervallen. Je kunt hierbij denken aan het betalen van een geldsom of het vergoeden van schade.
[2] HvJEU 11 februari 2003, ECLI:EU:C:2003:87 (Gözütok en Brügge).
[3] HvJEU 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1057 (Strafzaak tegen M.).
2Bereikte mensen | 0Betrokkenheidsacties |