Officier eist 14 jaar gevangenisstraf en tbs voor ombrengen ex-vriendin (1)

Door Shannen Jongmans

Op vrijdag 22 september 2017 werd het levenloze lichaam van de 21-jarige vrouw Graciëlla Gomes Rodriques aangetroffen in een natuurgebied in Vlaardingen. Op maandag 11 februari stond haar ex-vriend terecht voor moord. Nadat het slachtoffer haar relatie met de verdachte verbrak werd zij continu lastiggevallen door hem. De vrouw werd met 16 messteken om het leven gebracht en daarna achtergelaten in een sloot.

Het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) heeft geadviseerd om tbs op te leggen aan de verdachte aangezien uit onderzoek is gebleken dat verdachte kamt met verschillende psychische aandoeningen.(2)

De verdachte doet een beroep op zelfverdediging en stelt dat Graciëlla hem eerst in zijn been gestoken heeft met een mes waarna hij zichzelf wel moest verdedigen. Volgens het OM is dit onwaarschijnlijk en wordt dit ook niet ondersteund door de onderzoeksresultaten.(3)

‘Gezien de ernst en aard van het feit en de enorme gevolgen die dit voor de nabestaanden heeft gehad, is een gevangenisstraf van lange duur de enige passende sanctie’, aldus de officier van justitie. De officier eist derhalve een gevangenisstraf van 14 jaar en tbs met dwangverpleging.(4)

Onder welke voorwaarden zou een beroep op zelfverdediging wel kunnen slagen? Noodweer is in de wet geregeld in artikel 41 lid 1 Sr: ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’’. Om een beroep op noodweer te laten slagen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Ogenblikkelijke aanranding
  • Wederrechtelijke (onrechtmatige) aanranding
  • Verdediging was noodzakelijk
  • Eis van proportionaliteit (geboden verdediging)
  • Eis van subsidiariteit (noodzakelijke verdediging)

In het overzichtsarrest HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456 geeft de Hoge Raad meer duidelijkheid over noodweer, noodweerexces en de motivering van de rechter:

“Indien door of namens de verdachte een beroep op noodweer, noodweerexces of putatieve noodweer is gedaan, moet de rechter een gemotiveerde beslissing geven op dat verweer. Dan zal hij moeten onderzoeken of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer is voldaan. In dat verband kan betekenis toekomen aan de inhoud en indringendheid van de door of namens de verdachte aangevoerde argumenten, al behoeft de omstandigheid dat een verdachte de hem tenlastegelegde gedraging ontkent, niet zonder meer aan het slagen van een subsidiair gedaan beroep op noodweer(exces) in de weg te staan.
Bij de beoordeling van het beroep kunnen nauwkeurige en consistente feitelijke vaststellingen van belang zijn, waarbij de rechter de last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag niet uitsluitend op de verdachte mag leggen.
Indien de rechter het beroep verwerpt, dient hij duidelijk te maken of hij de door of namens de verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden acht, dan wel of die toedracht het beroep niet kan doen slagen.”(5)