De zaak Lalmahomed t. Nederland

Door: Berinay Aydin

Wekelijks wordt over de voorgeschreven literatuur van het vak strafprocesrecht I in het eerste semester geblogd. Deze keer is het alweer het laatste onderwerp ‘rechtsmiddelen’ aan de beurt.

De achtergrond van de zaak

In Nederland kent men een zogeheten ‘verlofstelsel’, zoals neergelegd in artikel 410a WvSv. Dit stelsel houdt in dat hoger beroep in relatief lichte strafzaken enkel in behandeling wordt genomen als de voorzitter van het gerechtshof oordeelt dat de behandeling van de zaak in het belang is van ‘een goede rechtsbedeling’.[1] Deze procedure is een schriftelijke procedure.[2] Cassatie staat hier niet open.[3] Toepassing van het verlofstelsel heeft echter meerdere malen geleid tot geconstateerde schendingen van het recht op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 14 IVBPR en artikel 6 EVRM.[4] 

De feiten

Op 7 juni 2006 wordt een persoon aangehouden in verband met het overtreden van de APV van Den Haag. Hij kan zich niet legitimeren.[5] De politieagent ter plekke identificeert de persoon als de verzoeker, Lalmahomed, op basis van een politiefoto en schrijft een boete van vijftig euro uit vanwege het niet bij zich hebben van een legitimatiebewijs. De boete wordt niet betaald, en Lalmahomed wordt gedagvaard voor de kantonrechter.[6] Voor de kantonrechter beweert Lalmahomed dat niet hij, maar zijn broer, de schuldige kan zijn. Hij geeft aan dat hij vaker is vrijgesproken voor soortgelijke aanklachten. Hierop houdt de kantonrechter de zaak aan, zodat de politieagent en de verdachte samen de foto kunnen bekijken waarmee de identiteit van de verdachte bij aanhouding is vastgesteld.[7] Er wordt een rapport opgemaakt door een politieagent, maar er kan geen contact worden opgenomen met Lalmahomed. De politieagent die de verdachte heeft geïdentificeerd, blijft bij zijn aanvankelijke standpunt. Foto’s van zowel Lalmahomed als zijn broer worden naar de rechtbank verzonden.[8] De rechtbank veroordeelt, bij verstek, Lalmahomed tot een geldboete van zestig euro, omdat er weinig gelijkenis te zien is tussen Lalmahomed en diens broer.[9] Lalmahomed wil in hoger beroep gaan.[10] Zijn verzoek wordt echter afgewezen door het gerechtshof, omdat het niet aannemelijk is dat iemand anders systematisch misbruik maakt van de identiteit van Lalmahomed en dat hij daarom reeds meerdere malen vrijgesproken zou zijn. Het hof verwijst daarbij naar het uittreksel van zijn justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij vaker is veroordeeld.[11] Lalmahomed stapt vervolgens naar het EHRM.

Argumenten van de partijen

Lalmahomed klaagt bij het EHRM dat zijn recht om zichzelf te verdedigen ex artikel 6, derde lid, sub c EVRM is geschonden, omdat hij geen kans heeft gehad om in persoon bij het gerechtshof te verschijnen.[12] Ook klaagt Lalmahomed dat zijn standpunt, inhoudende dat iemand misbruik maakt van zijn identiteit, als onwaarschijnlijk is afgedaan zonder dat daar onderzoek naar is gedaan.[13] 

De Staat der Nederlanden benadrukt aan de andere kant dat artikel 6 EVRM niet het recht op hoger beroep omhelst.[14] Daarbij zijn uitzonderingen op het recht om in hoger beroep te gaan erkend in artikel 2 van het Zevende Protocol bij het EVRM.[15] Ook heeft Lalmahomed wel een behandeling van zijn zaak in hoger beroep gehad: de rechter van het gerechtshof beschikte over alle documenten van zijn zaak.[16] Tot slot is het zijn eigen fout dat Lalmahomed niet bij de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg aanwezig was, aldus de Staat.[17]

Uitspraak van het EHRM

Het EHRM onderstreept dat artikel 6 EVRM inderdaad niet het recht behelst om in hoger beroep te gaan. Daarvoor zijn artikel 14 IVBPR en artikel 2 van de Zevende Protocol bij het EVRM opgesteld. Nederland heeft artikel 2 van het Zevende Protocol bij het EVRM niet geratificeerd. Er geldt in beginsel dus geen plicht voor Nederland om in de mogelijkheid tot hoger beroep te voorzien.[18] Echter, als partijen bij het EVRM voorzien in de mogelijkheid tot hoger beroep, dan moeten de fundamentele waarborgen uit artikel 6 EVRM wel in acht worden genomen.[19] Dit betekent volgens het EHRM niet dat het verlofstelsel als geheel niet aan de eisen van artikel 6 EVRM voldoet, zolang de verdachte in eerste aanleg de mogelijkheid krijgt om gehoord te worden. Als dan de beslissing van de voorzitter is gebaseerd op een grondig en volledig onderzoek van de relevante omstandigheden van het geval, hoeft er geen extra controle plaats te vinden door het EHRM.[20]

In het specifieke geval van Lalmahomed, is het EHRM het eens met de Staat dat het de eigen verantwoordelijkheid van Lalmahomed is om op tijd ter terechtzitting te verschijnen.[21] Het EHRM kan ook niet voorbij het feit dat het verlof door de voorzitter van het gerechtshof is afgewezen, omdat hij het niet aannemelijk achtte dat de identiteit van Lalmahomed werd misbruikt en dat hij al eerder was vrijgesproken voor soortgelijke feiten.[22] Volgens het EHRM is een fundamentele waarborg bij het recht op een eerlijk proces, dat de uitspraak begrijpelijk moet zijn voor iedereen. Dit voorkomt willekeur. Rechters hoeven niet gedetailleerd antwoord te geven op ieder argument dat wordt aangevoerd, maar de belangrijkste klachten moeten wel in de uitspraak behandeld worden.[23] Voor wat betreft Lalmahomed, constateert het EHRM dat de justitiële documentatie alleen maar veroordelingen bevat en dat de vrijspraken opgenomen waren in een apart proces-verbaal. De voorzitter had daarom niet zonder nader onderzoek voorbij mogen gaan aan de implicatie dat de identiteit van Lalmahomed wel degelijk werd misbruikt werd. Dit betekent dat de beslissing niet gebaseerd kan zijn op een grondig en volledig onderzoek van de relevante factoren. Er is daarom sprake van een schending van artikel 6 EVRM, aldus het EHRM.[24]

Het belang van de uitspraak

Deze uitspraak is om twee redenen van belang. Ten eerste kan het EHRM in principe niet worden gezien als een vierde instantie die de nationale zaak heropent en zich in de beoordeling van de feiten mengt. De taak van het EHRM is namelijk beperkt tot een onderzoek of de nationale procedures in overeenstemming zijn met de eisen van een eerlijk proces.[26] In het geval van Lalmahomed heeft het EHRM zich wél gemengd in de behandeling van zijn zaak.

Ten tweede is dit de zoveelste uitspraak van een internationale instantie die Nederland op haar vingers tikt. De voorgestelde modernisering van het WvSV bevat een concept voor een nieuw verlofstelsel. De tenlastelegging wordt niet meer de basis van de beoordeling. In plaats daarvan komt er rechtstreekse controle van het vonnis en de daarop gebaseerde klachten centraal te staan. De voorzitter zal niet meer alle vragen van artikel 348 en 350 WvSv hoeven te beantwoorden, maar ruimte voor ambtshalve beoordeling blijft nog aanwezig.[27] 


[1] Artikel 410a, derde lid, WvSv.
[2] G. Pesselse, ‘Het verlofstelsel in hoger beroep is dood, leve het verlofstelsel’, Platform Modernisering Strafvordering januari 2018.
[3] Artikel 410a, zevende lid, WvSv.
[4] CRM 27 juli 2010, nr. 1797/2008, NJ 2012/306 m.nt. T.M. Schalken (Mennen/Nederland); CRM 24 juli 2014, nr. 2097/2011 (Timmer/Nederland); EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland).
[5] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 6.
[6] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov 7.
[7] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 8.
[8] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov 10.
[9] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 11.
[10] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 12.
[11] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 13-14.
[12] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 26.
[13] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 29.
[14] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 30.
[15] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 31.
[16] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 32.
[17] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 33.
[18] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 34-35.
[19] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 36.
[20] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 37.
[21] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 41.
[22] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 42.
[23] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 43.
[24] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 44-47.
[25] EHRM 22 februari 2011, nr. 26036/08 (Lalmahomed/Nederland), rov. 48.
[26] Vgl. EHRM 7 oktober 2004, nr. 76809/01 (Baumann t. Oostenrijk); EHRM 7 maart 2006, nr. 74644/01 (Donadze t. Georgië).[27] G. Pesselse, ‘Het verlofstelsel in hoger beroep is dood, leve het verlofstelsel’, Platform Modernisering Strafvordering januari 2018.