Vrijwillige terugtred

Wekelijks wordt over de voorgeschreven literatuur van het vak straf(proces)recht II in het tweede semester geblogd. Deze keer is ‘vrijwillige terugtred’ aan de beurt.

Door: Anneloes van Boeijen

Eemskanaal

In 2006 sprong een man met zijn vijf maanden oude zoontje in het Eemskanaal, waarmee hij een poging deed tot moord. Hoewel man en baby kopje onder gingen, kwamen zij door het ondiepe water weer snel boven water. De man verklaarde door de kou tot zinnen te zijn gekomen en uit het kanaal te zijn geklommen. Vervolgens is hij direct naar het ziekenhuis gereden om het kindje te laten onderzoeken. Hier was geen sprake van een voltooid misdrijf, want de man bedacht zich tijdig en staakte het plan. Hij deed dan ook een beroep op de vrijwillige terugtred, waar de Hoge Raad in mee ging.[1]

Voorbereiding en poging 

Vrijwillige terugtred is geregeld in artikel 46b Sr en luidt als volgt: ‘Voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.’ Hieruit kan worden opgemaakt dat vrijwillige terugtred mogelijk is in de fase van voorbereiding en poging. Uit het bovengenoemde arrest (r.o. 3.5.2) blijkt dat teruggetreden kan worden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. Ook bij de voltooide poging kan dus worden teruggetreden. Vaak zal de verdachte dan handelingen moeten hebben verricht om het intreden van het gevolg te voorkomen. Een voorbeeld is de situatie dat de verdachte bij poging tot doodslag alcohol over het slachtoffer heeft gegoten en dit aan heeft gestoken. Vervolgens krijgt hij spijt. Hij belt een ambulance en zet het slachtoffer onder de douche, waardoor hij actief de dood voorkomt.[2]

Let wel: hoe waarschijnlijker het is dat een gevolg zal intreden, hoe onwaarschijnlijker het is om vrijwillige terugtred aan te nemen.[3] Als het gevolg dus niet meer te voorkomen is, of de verdachte probeert dit niet voldoende, dan zal een beroep op vrijwillige terugtred niet slagen. 

Omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk

Van vrijwillige terugtred kan alleen sprake zijn indien de dader dit deed uit eigen beweging (door spijt, angst, medelijden etc.), zonder invloed van uitwendige prikkels.[4] De dader moet zelf de keuze hebben gehad te stoppen of door te gaan en hierin niet gestuurd zijn door externe factoren. Wanneer hij stopte doordat er politie achter hem aan zat, doordat het slachtoffer niet meewerkte of er een alarmbel afging, is sprake van externe factoren die ervoor hebben gezorgd dat de terugtred niet vrijwillig was. Het moet erom gaan dat de dader nog wel verder kon, maar niet verder wilde.[5] In sommige gevallen staan externe factoren toch de vrijwillige terugtred niet in de weg, indien deze er mede toe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid.[6] In het geval van de baby waren het ondiepe water en de kou externe factoren, maar deze hebben er niet direct toe geleid dat de man terugtrad. Zolang de dader de keuze had door te gaan of te stoppen, is sprake van vrijwilligheid. Een man die een vrouw probeert te wurgen, maar stopt doordat haar vierjarige zoontje schreeuwt dat hij moet stoppen (wat in principe een externe factor is), treedt vrijwillig terug, omdat hij ondanks de aanwezigheid van het zoontje de vrouw alsnog had kunnen wurgen.  

Deelneming

Wanneer een dader vrijwillig terugtreedt, kunnen medeplegers niet automatisch meeliften op de vrijwillige terugtred. Meestal werkt dit slechts persoonlijk.[7] Wanneer een dader toch niet verder durft te gaan met het misdrijf, waardoor zijn medeplegers ook niet verder kunnen, kunnen zij zich niet beroepen op vrijwillige terugtred. Immers was het terugtreden van de dader voor hen een externe factor. Zij hadden wel verder gewild, maar konden dit niet meer. 

OVAR

Een beroep op vrijwillige terugtred is een kwalificatieverweer in de zin van artikel 358 lid 3 Sv. Het ten laste gelegde kan wel bewezen worden, maar deze kan niet als strafbaar feit gekwalificeerd worden.[8] Net als in het geval van de man en zijn baby, leidt een geslaagd beroep dan ook tot ontslag van alle rechtsvervolging.


[1] HR 19 december 2006, NJ 2007/29.
[2] Rb. Alkmaar 26 juni 2001, ECLI:NL:RBALK:2001:AB2375. 
[3] HR 3 maart 2009, NJ 2009/236. 
[4] Pelser, in: ‘T&C Strafrecht, commentaar op art. 46b Sr’, (online in Kluwer Navigator, laatst bijgewerkt op 1 juli 2020). 
[5] J. de Hullu, Materieel strafrecht, Deventer 2010: Kluwer, p. 410.
[6] Kamerstukken II 1990/91, 22268, 3, p. 21.
[7] A.N. Kersterloo, Handboek Strafzaken, (online in Kluwer Navigator, punt 151.5.5).  
[8] Zie bijv. Gerechtshof Arnhem 20 september 2010, LJN BN7757.

Leave a Comment