Het innen van schadevergoeding in strafrechtelijke procedures

Door: Berinay Aydin

26 jaar en acht maanden. Zo lang moet Jawed S., de man die vorig jaar twee Amerikaanse toeristen neerstak op Amsterdam Centraal Station, de gevangenis in. Rechtbank Amsterdam heeft hem afgelopen maandag veroordeeld voor een tweevoudige poging tot moord met terroristisch oogmerk en de bedreiging van drie agenten. Bovendien moet hij, gelet op de ernstige gevolgen die de aanslag op alle slachtoffers heeft gehad, een schadevergoeding betalen van bijna drie miljoen euro.[1] Het is de vraag of Jawed S. daadwerkelijk in staat is om dat bedrag op te brengen.[2]

Hoe komen slachtoffers dan aan hun geld? Wanneer een rechter de schadevordering van het slachtoffer in het strafproces toewijst, legt hij of zij meestal ook meteen de zogeheten schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht (WvSr) op. Deze maatregel houdt in dat niet het slachtoffer, maar het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) het schadevergoedingsbedrag zal proberen te innen.[3] Op deze manier hoeft het slachtoffer niet zelf, met alle nadelige psychische gevolgen van dien, achter zijn of haar geld aan te gaan. Als stok achter de deur dient de rechter te bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de dader niet aan zijn of haar betalingsverplichting voldoet.[4] Als er, net als in het geval van Jawed S., meerdere schadevergoedingsmaatregelen tegelijk worden opgelegd, mag voor alle maatregelen gezamenlijk ten hoogste één jaar vervangende hechtenis worden opgelegd.[5] Deze hechtenis heft echter de betalingsverplichting niet op.[6]

Aanvullend op deze schadevergoedingsmaatregel kent men de zogeheten voorschotregeling.[7] Deze regeling houdt in dat slachtoffers een voorschot uitbetaald kunnen krijgen, indien de dader niet binnen acht maanden, tenzij er een regeling voor termijnbetaling is getroffen, aan zijn verplichting tot het betalen van de schadevergoeding voldoet.[8] Dit voorschot kent een maximum van vijfduizend euro. Voor slachtoffers van geweld- en zedenmisdrijven geldt dit maximum echter niet. Met andere woorden: indien Jawed S. het bedrag niet binnen acht maanden aan de Staat betaalt, zal de Staat het volledige bedrag als voorschot uitkeren aan de slachtoffers. Het is dan nog maar de vraag of de Staat dat bedrag kan verhalen bij Jawed S.

[1] Rb. Amsterdam 14 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7566.

[2] NOS 14 oktober 2019, ‘Drie miljoen euro moet Jawed S. betalen, maar innen wordt heel lastig’, https://nos.nl/artikel/2306162-drie-miljoen-euro-moet-jawed-s-betalen-maar-innen-wordt-heel-lastig.html.

[3] J. Bussink, De vordering benadeelde partij: de Staat als ‘nationale verzekeraar voor ellende’, TPWS 2014/8.

[4] Artikel 36f lid 8 jo. 24c lid 1 WvSr.

[5] Artikel 60a Sr jo. 24c lid 3WvSr. Vgl. ook: HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1226.

[6] J. Bussink, De vordering benadeelde partij: de Staat als ‘nationale verzekeraar voor ellende’, TPWS 2014/8. Zie ook: Rb. Amsterdam 14 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7566, rov. 6.4.4.6.

[7] Artikel 36f lid 7 WvSr.

[8] Termijnbetaling is toegestaan op grond van artikel 36f lid 4 jo. 24a WvSr. Zie ook: R. ter Haar, G.H. Meijer, ‘Schadevergoedingsmaatregel (art. 36f Sr)’, PWS 2018, nr. 8.