Beslissen en motiveren van uitspraken
Wekelijks wordt over de voorgeschreven literatuur van het vak strafprocesrecht I in het eerste semester geblogd. Deze keer is ‘beslissen en motiveren van uitspraken’ aan de beurt.
De Nederlandse strafrechter is verplicht om recht te spreken. Hij mag dit in geen enkel geval weigeren.[1] Daarnaast moet hij zijn beslissing motiveren.[2] In deze blog wordt onder andere uitgelegd wat de rechter kan beslissen en wanneer en hoe hij extra moet motiveren.
Welke beslissingen?
Op grond van de artikelen 350 tot en met 354 Sv kan de strafrechter een verdachte veroordelen, vrijspreken of ontslaan van alle rechtsvervolging (OVAR). Voordat de rechter tot deze uitspraak komt dient hij een vast schema af te lopen. Dit wordt ook wel het rechterlijk beslissingsschema genoemd. Hierin komen de voor- een hoofdvragen van artikel 348 en 350 Sv aan bod.
Voorvragen
- Is de dagvaarding geldig?
- Is de rechter bevoegd?
- Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk?
- Zijn er redenen om de zaak te schorsen?
Bij vraag 1 zal de rechter moeten kijken of aan alle vereisten van de dagvaarding is voldaan. Is deze bijvoorbeeld wel betekend aan de verdachte? Bij de tweede voorvraag zal de rechter moeten checken of hij de zaak wel mag behandelen. Is bijvoorbeeld de politierechter bevoegd of de meervoudige kamer? Vraag 3 doet zich voor als een verdachte is overleden. Als het Openbaar Ministerie een vervolging instelt, is zij niet-ontvankelijk. De laatste voorvraag komt bijna nooit aan bod. Deze vraag kan bijvoorbeeld bevestigend worden beantwoord als de uitkomst van de strafzaak afhangt van een beslissing van de civiele rechter.
Hoofdvragen
- Kan het strafbare feit worden bewezen?
- Levert het bewezen verklaarde feit een strafbaar feit op?
- Is de verdachte strafbaar?
- Welke straf moet worden opgelegd?
Bij vraag 1 zal de rechter moeten kijken of er genoeg bewijs is om de strafrechtelijke gedraging vast te stellen en of hij ook de overtuiging heeft dat de verdachte het feit heeft begaan. Dit bewijs moet bestaan uit minstens twee onafhankelijke bewijsmiddelen die genoemd staan in artikel 338 Sv en verder. Door de tweede hoofdvraag wordt vastgesteld of er sprake is van een strafbaar feit dat valt onder het Wetboek van Strafrecht. Bij de derde vraag zal de rechter moeten kijken of het gedrag van de verdachte wederrechtelijk en verwijtbaar was. Tot slot zal de rechter bij de laatste hoofdvraag een passende straf of maatregel moeten bedenken.
Waarom motiveren?
De strafrechter zal de keuzes die hij in het rechterlijk beslissingsschema heeft gemaakt moeten motiveren. Hij maakt doorgaans beslissingen die de vrijheid van een verdachte sterk kunnen inperken. Om de maatschappij, de verdediging en de aanklagers inzicht te kunnen geven in zijn beslissing, dient de rechter dus de argumenten voor zijn beslissing te noemen in zijn uitspraak. Deze eis wordt ook genoemd in artikel 121 GW. Van belang is dat een rechter inzicht geeft in zijn redeneerwijze, zo kan een hogere rechter hem ook beter controleren. Daarnaast laat een rechter door zijn motivering zien dat hij naar partijen heeft geluisterd en dat hij de rechten van de verdachte en het slachtoffer heeft gewaarborgd.
Wanneer extra motiveren?
Er zijn een aantal gevallen waarin een rechter bij de laatste hoofdvraag extra dient te motiveren. Deze extra eisen zijn terug te vinden in de wettelijke voorschriften en volgen uit de jurisprudentie. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste of meest voorkomende extra motiveringseisen.
Wettelijke voorschriften [artikel 358 lid 4 Sv]
Indien de rechter een straf of maatregel oplegt, dient hij de wettelijke voorschriften in zijn uitspraak op te nemen.
Vordering OvJ [artikel 359 lid 1 slot Sv]
De vordering van de OvJ, ofwel de strafeis, dient te worden opgenomen in de uitspraak.
Algemene motiveringseis [artikel 359 lid 2 eerste volzin jo. 358 lid 2]
Een beslissing rondom de voorvragen dient te worden opgenomen in de uitspraak. Daarbij gaat het om nietigheid van de dagvaarding, onbevoegdheid van de rechter, niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie of de schorsing der vervolging.[3] Daarnaast moet de rechter de beslissing omtrent de hoofdvragen motiveren.[4]
Redenen straf of maatregel [artikel 359 lid 5 Sv]
Ook dient de rechter te motiveren waarom hij voor een bepaalde straf of maatregel heeft gekozen. Daarbij dient de motivering van de duur van de straf of maatregel ook te worden meegenomen.
Mediation [impliciet artikel 359 jo. 51h Sv]
Minder vaak voorkomend, maar ook van belang is de invloed die eventuele mediation op de uitkomst van de strafzaak heeft gehad. Indien de verdachte zijn excuses heeft aangeboden en al een schadevergoeding heeft betaald, kan dit bijvoorbeeld zorgen voor een lagere straf.
Onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming ongeacht aftrek [artikel 359 lid 6 Sv]
Bij het opleggen van bijvoorbeeld een gevangenisstraf dient een rechter extra te motiveren waarom hij voor deze straf heeft gekozen en welke omstandigheden voor de bepaalde duur hebben meegewogen.
UVV verdachte/UOS OvJ [artikel 359 lid 2 Sv]
De rechter dient extra te motiveren indien de verdachte een uitdrukkelijk voorgedragen verweer (UVV) naar of de officier van justitie een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt (UOS) naar voren brengt en hij deze verwerpt [5]. Aan deze verweren zitten meer vereisten, maar het is voor de lengte van het artikel te veel om hierop in te gaan.
TBS met dwangverpleging voor onbeperkte duur [artikel 359 lid 7 Sv jo. 38e Sr]
Indien de rechter TBS met dwangverpleging voor onbeperkte duur oplegt dient hij dit extra te motiveren. Het moet dan wel gaan om een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen.
Kroongetuige, strafvermindering en rechterlijk pardon [artikel 359 lid 4 Sv jo. 44a Sr]
Indien er gebruik is gemaakt van een kroongetuige, de straf wordt verminderd of de rechter een rechterlijk pardon oplegt [6], dient hij dit extra te beargumenteren.
Verbazingscriterium [7]
Indien bijvoorbeeld voor een strafbaar feit een veel zwaardere straf dan normaal wordt opgelegd, dient de rechter dit extra te motiveren. Indien de rechter dit namelijk niet zou doen, zou de samenleving verbaasd achterblijven. Dit zou niet stroken met de functies van het motiveren.
Conclusie
Voor rechters geldt allang niet meer dat zij kunnen volstaan met een korte motivering. Uit bovenstaande voorschriften blijkt dat aan extra motivering veel behoefte is. De verdediging, het Openbaar Ministerie en de maatschappij en zijn geheel heeft veel baat bij een duidelijke motivering. Dit zorgt niet alleen voor acceptatie van uitspraken, maar ook voor het mogelijk maken van goede controle. Daarbij is niet op de laatste plaats van belang dat uitspraken duidelijk en begrijpelijk leesbaar zijn.
[1] Artikel 11 Wet AB.
[2] Artikel 121 GW.
[3] Artikel 349 lid 1 Sv.
[4] Artikel 350 Sv.
[5] HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130 (Hennepkwekerij).
[6] Artikel 9a Sr.[7] HR 25 februari 1947, ECLI:NL:HR:1947:102 (Goldflake).