De invloed van 9/11 op het Nederlandse strafrecht
Door Kayleigh Jansen
Afgelopen dinsdag, 11 september 2018, was het alweer 17 jaar geleden sinds de grootste terroristische aanval in de Verenigde Staten heeft plaatsgevonden: de aanslagen op de Twin Towers in New York en het Pentagon in Washington D.C. Mensen van over de hele wereld kwamen die dag tot de conclusie dat niets ooit nog hetzelfde zou zijn. Ook in Nederland heeft 9/11 sporen nagelaten, vooral in het strafrecht. Hoe kunnen wij dit vandaag nog terugzien?
Op 13 juni 2002 bracht de Raad van de Europese Unie het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding uit.[1] Met dit Kaderbesluit gaf de Raad de opdracht aan de Europese lidstaten om in hun strafrecht bepalingen op te nemen omtrent strafbare feiten met een terroristisch oogmerk. Nederland gaf in 2004 gehoor aan dit Kaderbesluit met de Wet terroristische misdrijven.[2] In artikel 83 en 83a Sr zijn de terroristische misdrijven en het criterium van het terroristisch oogmerk vastgelegd. Indien het om een misdrijf gaat dat met zo’n terroristisch oogmerk is gepleegd, ligt de strafmaat dankzij deze wet hoger. Enige tijd later is artikel 140a toegevoegd aan het Wetboek van Strafrecht, waarin het deelnemen aan een terroristisch organisatie strafbaar is gesteld.[3]
Enkele jaren later, in 2009, werd de strafrechtelijke aansprakelijkheid verder verruimd. Door voorbereidingshandelingen ten aanzien van een terroristisch misdrijf toe te voegen aan het Wetboek van Strafrecht.[4] In dat jaar werd artikel 134a Sr toegevoegd, zodat niet langer alleen plaats was voor een reactieve houding, maar ook voor een proactieve houding. Dit betekent dat opsporingsdiensten inmiddels niet meer hoeven te wachten tot er daadwerkelijk een terroristisch misdrijf wordt gepleegd. Zij mogen nu ook vooraf op zoek gaan naar aanwijzingen dat personen zich aan het klaarmaken zijn voor het begaan van een terroristisch misdrijf, en tegen deze personen strafrechtelijke vervolging instellen.
Bovenstaande laat slechts een glimp zien van het effect dat 9/11 heeft gehad op de Nederlandse strafwetgeving. Al deze wetten hebben echter ook een keerzijde: ze hebben grote gevolgen gehad voor de privacy van de burgers in Nederland. Door de jaren heen werden vergaande bevoegdheden gecreëerd voor opsporingsdiensten zodat zij in de voorfase terrorisme al zouden kunnen opsporen. Jacob Kohnstamm, voorzitter van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) noemt twee voorbeelden van wetten die in het leven zijn geroepen ter voorkoming van terrorisme, maar die wel een grote inbreuk maken op het leven van de Nederlandse burgers: de identificatieplicht en de bewaarplicht van bel- en internetgegevens. In 2011 stelde Kohnstamm zich al kritisch op tegenover de wetten omtrent terrorisme die sinds 9/11 zijn ingevoerd: “Ook al is er van al die wetten die in de periode na 9/11 zijn ingevoerd, de toegevoegde waarde nog niet aangetoond, toch is er nog niet één van die wetten geschrapt. Dat is zorgelijk.”[5]
Eerder leken de Nederlandse burgers zich, met het beeld van de brandende Twin Towers nog op hun netvlies, weinig aan te trekken van deze inbreuken op hun privacy. Zolang zij een gevoel van veiligheid hadden, leken zij de Nederlandse overheid redelijk wat ruimte te geven in het creëren van bevoegdheden op dit terrein. Toch lijkt het dat de houding tegenover privacygevoelige wetten steeds kritischer is geworden onder de Nederlandse bevolking.
[1] Council Framework Decision of 13 June 2002 on combating terrorism, dit besluit is inmiddels niet meer van kracht. Vervangen door Directive (EU) 2017/541 of the European Parliament and of the Council of 15 March 2017 on combating terrorism.
[2] 24 juni 2004, Stb. 290.
[3] Zie voor deze artikelen de memorie van toelichting van de Wet terroristische misdrijven, 28 463, nr. 3.
[4] Wet van 12 juni 2009, Stb, 2009, 245. In 2003 werd ook een poging gedaan tot het strafbaarstellen van voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven, maar de Minister stelde in een toelichting dat artikel 46 Sr hier ook kon worden toegepast. Zie hiervoor Kamerstukken II 2002-2003, 28 463, nr. 8, p. 3-7.
[5] https://www.volkskrant.nl/…/9-11-had-grote-gevolgen-voor-pr…