OM krijgt medische dossiers van verdachte Thijs H.

Door: Berinay Aydin

De 27-jarige Thijs H., die heeft bekend een wandelaar in Den Haag en twee op de Brunssummerheide te hebben vermoord, stelde tijdens een pro-formazitting dat hij in een psychose zat.[1] Het OM wilde daarop inzage in alle relevante medische behandeldossiers. Aanvankelijk werd dit verzoek geweigerd door de behandelaars, die zich beriepen op hun verschoningsrecht, waarop het OM dreigde de inzage gerechtelijk af te dwingen.[2] Maar wat houdt het verschoningsrecht in en hoe gaat de rechter met dit recht om?

Het verschoningsrecht vloeit voort uit het beroepsgeheim ex artikel 282 Sr, en strekt, kort gezegd, tot de bescherming van het maatschappelijk belang dat ‘eenieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden’.[3][4] Dit recht geeft de arts de mogelijkheid zich te ‘verschonen’ van het afleggen van een getuigenis in een strafzaak. De beslissing om al dan niet te getuigen, neemt hij zelf aan de hand van een afweging van het individueel belang (de privacy van de patiënt in kwestie) en het algemeen belang (burgers zullen de gezondheidszorg mijden vanwege de vrees voor openbaarmaking). Dat de patiënt toestemming geeft tot het verstrekken van de opgevraagde gegevens, heft het verschoningsrecht niet op. De arts zal de toestemming wel moeten betrekken in zijn beslissing, maar ‘altijd tegen de achtergrond van het algemeen belang van het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht’.[5]

De rechter respecteert een beroep op het verschoningsrecht zolang voldoende duidelijk is dat de arts de vragen niet kan beantwoorden zonder zijn beroepsgeheim te schenden. Dit wordt marginaal getoetst.[6] Echter, in ‘zeer uitzonderlijke gevallen’ kan de rechter afwijken van dit verschoningsrecht. Als hiervan sprake is, prevaleert het belang van de waarheidsvinding boven de belangen die het beroepsgeheim beoogt te beschermen (met name het recht op privacy).[7]

Er zijn drie standaardsituaties te destilleren uit de rechtspraak waarin sprake kan zijn van ‘zeer uitzonderlijke omstandigheden’.[8] De eerste is de klassieke beroepsgeheimcasus: de patiënt (of de behandelaar) wordt verdacht van een strafbaar feit. In een dergelijke situatie geldt een strikte interpretatie van het begrip, want zowel het algemeen belang als het individueel belang is hier in het geding.

In de tweede situatie pleegt de behandelaar een strafbaar feit dat niet gericht is tegen zijn patiënt, maar waarbij het wel noodzakelijk is inzage te krijgen over onder het beroepsgeheim vallende gegevens. Het individueel belang is hier nadrukkelijk in het geding, maar dit kan worden opgelost door het anonimiseren van gegevens. Het verschoningsrecht kan in deze situatie daardoor sneller worden doorbroken.

In de laatste situatie pleegt de behandelaar een strafbaar feit jegens zijn patiënt. Het algemeen belang is hier niet in het geding, want veel burgers zouden niet willen dat de behandelaar ‘onbestraft’ zou blijven. Voor wat betreft het individueel belang: aangenomen wordt dat de patiënt zelf zal instemmen dat zijn gegevens worden gebruikt in de strafzaak. Hier is dus meer ruimte voor doorbreking van het verschoningsrecht.

Voor wat betreft Thijs H. zijn de dossiers alsnog overhandigd via zijn advocaat. Welke conclusie de rechter hieraan zou hebben verbonden, blijft dus in het ongewis.

[1] NRC 16 augustus 2019, ‘Thijs H. bekent moorden, handelde naar eigen zeggen in een psychose’, https://www.nrc.nl/nieuws/2019/08/16/thijs-h-bekent-schuld-aan-drie-moorden-a3970254.

[2] Algemeen Dagblad 22 november 2019, ‘OM krijgt alsnog de medische dossiers van Thijs H.’, https://www.ad.nl/binnenland/om-krijgt-alsnog-de-medische-dossiers-van-thijs-h~a27627c6/.

[3] Artikel 218 Wetboek van Strafvordering.

[4] Vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6144, rov. 4.3.2.

[5] Rb. Amsterdam 17 maart 2016, niet gepubliceerd, maar te vinden op: https://www.ske-advocaten.nl/wp-content/uploads/2017/04/geanonimiseerde-beschikking-Rb-Adam-17-03-16.pdf.

[6] Vellinga-Schootstra, ‘Het medisch verschoningsrecht in strafzaken’, Delikt & Delinkwent 2009, afl. 8, p. 60.

[7] Vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4284, rov. 8.3.

[8] Uitgelegd in HR 26 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG5979, m.nt. J. Legemaate.