Verwijtbare aanmerkelijke onoplettendheid/onvoorzichtigheid tegenover roekeloosheid
Door Kayleigh Jansen
In de ochtend van 31 maart 2017 overleed de 22-jarige Mare Welkers na een aanrijding met een auto. De bestuurder van de auto, Jasmin M. (22), was op dat moment werkzaam als taxichauffeur voor Uber. Er was geen sprake van aanwezige passagiers. De taxichauffeur wachtte op een nieuwe opdracht vanuit de Uber-app. Vlak voor de aanrijding zou hij meerdere verkeersregels hebben overtreden.[1] Zo zou hij onder andere over een doorgetrokken streep zijn gereden om een bus in te halen. Ruim een week geleden, op woensdag 31 oktober 2018, vond de rechtszaak plaats in Amsterdam. Jasmin M. werd vervolgd voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijden. Die verwijtbare aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid vormen de ondergrens van culpa. Hierboven staat roekeloosheid, dit is de zwaarste vorm van culpa.
Of sprake is van verwijtbare aanmerkelijke onoplettendheid/onvoorzichtigheid wordt getoetst aan de hand van drie criteria. Ten eerste wordt gekeken of daadwerkelijk sprake is geweest van een grove onvoorzichtigheid. Het gaat hierbij altijd om een feitelijke vaststelling. De rechter kijkt in zo’n situatie naar hoe een normaal nadenkend mens zou handelen wanneer hij zich in dezelfde situatie zou bevinden als de verdachte. Vervolgens wordt gekeken naar de wederrechtelijkheid: had de verdachte anders moeten handelen? Het derde en laatste criterium vormt de verwijtbaarheid. Het gaat dan om de vraag of verdachte de mogelijkheid had om ook daadwerkelijk anders te kunnen handelen. Wanneer aan deze drie criteria wordt voldaan, kan worden gesproken van aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid. Hier dient art. 6 jo. 175 lid 1 WVW 1994 te worden toegepast, in het geval van dood door grove schuld zou sprake zijn van een maximum gevangenisstraf van drie jaar.[2]
Voor roekeloosheid ligt de bovengenoemde straf echter hoger. In art. 175 lid 2 WVW 1994 staat dat de gevangenisstraf bij dood door roekeloosheid maximaal zes jaar is. Roekeloosheid wordt dus gezien als de zwaarste vorm van het culpose delict en heeft hierom een strafverhogend effect. Dit betekent dat hieraan, naast de criteria die aanwezig zijn voor aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid, zwaardere eisen worden gesteld.[3] Uit een arrest van de Hoge Raad is gebleken dat voor roekeloosheid sprake moet zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging die is verricht door de verdachte, waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, en dat de verdachte zich daarvan bewust was, of had moeten zijn.[4] Van de rechter wordt een beoordeling van de specifieke omstandigheden van het geval verlangd.
In de zaak van Jasmin M. doet de rechter uitspraak op 14 november 2018.
[1] ‘Slachtoffer aanrijding Molukkenstraat overleden’, Het Parool 31 maart 2017.
[2] Art. 175 lid 1 WVW 1994.
[3] HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960.
[4] HR 22 mei 2012, ECLI:NL:PHR:2012:BU2016.