Vervolging arts voor onzorgvuldige levensbeëindiging patiënt

Door Shannen Jongmans

Voor het eerst sinds dat de euthanasiewet in 2002 in werking is getreden, wordt een arts door het OM vervolgd wegens de onzorgvuldige levensbeëindiging van een patiënt. De betreffende arts is begin dit jaar al berispt door de tuchtrechter. Het OM wil deze zaak gebruiken om meer duidelijkheid te creëren omtrent vraagstukken van onzorgvuldige levensbeëindigingen op verzoek en hoopt hiermee belangrijke rechtsvragen over euthanasie bij dementerende ouderen beantwoord te krijgen.[1]

In artikel 293 en 294 Wetboek van Strafrecht zijn euthanasie en hulp bij zelfdoding strafbaar gesteld. ‘Hij die opzettelijk het leven van een ander op diens uitdrukkelijk en ernstig verlangen beëindigt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie’.[2] De Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL; ook wel euthanasiewet genoemd), roept voor artsen echter een bijzondere strafuitsluitingsgrond in het leven.[3] Alvorens de euthanasiewet in werking is getreden moest een arts een beroep doen op overmacht in de zin van conflict van plichten (artikel 40 Sr). Nu kan de arts een beroep doen op artikel 293 lid 2 Sr.

Op grond van artikel 293 lid 2 Sr. is het in het eerste lid genoemde feit niet strafbaar, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 WTL en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer. Een arts dient zich te houden aan de volgende zes wettelijke zorgvuldigheidseisen: (i) De arts heeft de overtuiging gekregen dat sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt, (ii) De arts heeft de overtuiging gekregen dat sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt, (iii) De arts heeft de patiënt voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevindt en over diens vooruitzichten, (iv) De arts is met de patiënt tot de overtuiging gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is, (v) De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de hiervoor genoemde zorgvuldigheidseisen, (vi) De arts voert de euthanasie of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uit.[4]

In de onderhavige zaak leidde de wilsverklaring van de 74-jarige demente vrouw tot onduidelijkheid. De vrouw wilde euthanasie indien zij in een verpleeghuis zou belanden, maar tegelijkertijd wilde zij zelf over de euthanasie kunnen beslissen. Het OM wil dat de rechter nu beoordeelt of de arts had mogen vertrouwen op de eerdere wilsverklaring alleen. De arts wordt verweten dat ze er zonder meer “vanuit ging dat de vrouw nog steeds dood wilde”.[5]

Wanneer de zaak door de rechtbank wordt behandeld is nog niet bekend.[6]

[1] https://nos.nl/artikel/2258529-om-vervolgt-verpleeghuisarts-voor-euthanasie-op-demente-vrouw.html
[2] Artikel 293 lid 1 Sr.
[3] Leenen e.a., p. 394.
[4] Leenen e.a., p. 396.

[5] https://nos.nl/artikel/2258529-om-vervolgt-verpleeghuisarts-voor-euthanasie-op-demente-vrouw.html

[6] https://www.om.nl/@104442/verpleeghuisarts/