Is Jos B. uitgeleverd?
Door Simone de Haan
Twee weken geleden plaatsten wij al een bericht met betrekking tot het DNA-verwantschapsonderzoek in de zaak Nicky Verstappen. Gisteren is naar alle waarschijnlijkheid Jos B., die verdacht wordt van betrokkenheid bij de moord op Nicky Verstappen, met het vliegtuig van Spanje naar Nederland gebracht.
Verschillende mediaberichtgeving verkondigen dat de verdachte zelf geen bezwaar heeft gemaakt tegen de uitlevering en bereid was mee te werken aan een verkorte procedure voor zijn uitlevering.
Hoe zit dit precies?
Verdachten van strafbare feiten kunnen eigenlijk alleen vervolgd worden in het land waar het feit is gepleegd. Dit betekent dat als een verdachte weet te ontkomen naar een ander land, de vervolging niet kan worden voltooid. Hiervoor biedt uitlevering en overlevering een oplossing.
Het Europese Kaderbesluit 2002/584 is in Nederlands recht omgezet bij de Overleveringswet van 29 april 2004 [1]. Sindsdien is de procedure rond de uitlevering binnen de Europese Unie vereenvoudigd. Technisch gezien spreekt men van overlevering indien Nederland een andere EU-lidstaat verzoekt een persoon over te brengen aan Nederland. Er is sprake van uitlevering indien het een land betreft buiten de EU.
In Nederland werkt het als volgt. In de procedure van de Overleveringswet is er maar één instantie die over de overlevering beslist, namelijk de rechtbank te Amsterdam. Tegen die beslissing is geen hoger beroep of cassatie mogelijk (in de Uitleveringswet is cassatie wel mogelijk). Bovendien worden de overleveringsverzoeken gedaan door middel van een standaardformulier (Europees Arrestatiebevel, het EAB). Jaarlijks worden er door Nederland ongeveer 550 aanhoudingsbevelen uitgestuurd naar de Europese lidstaten.[2]
Het EAB is een gerechtelijk besluit dat in een lidstaat van de Europese Unie wordt genomen en waarin men een andere lidstaat verzoekt een verdachte van een misdrijf of een veroordeelde uit te leveren. Een dergelijk bevel kan worden uitgevaardigd indien sprake is van een veroordeling tot minimaal vier maanden gevangenisstraf waarbij de mogelijkheden tot hoger beroep zijn uitgeput, of wanneer sprake is van een verdenking van een strafbaar feit waarop meer dan één jaar gevangenisstraf staat. Als voorwaarde geldt dat de strafbare feiten ook strafbaar moeten zijn in de lidstaat die om uitlevering wordt verzocht, de zogenoemde dubbele strafbaarheid. Wanneer het om strafbare feiten gaat waarvoor in de verzoekende lidstaat een maximumstraf van drie jaar of meer bestaat, dan komt deze voorwaarde te vervallen.
Sinds de omzetting van het Kaderbesluit in Nederlands recht is de procedure enigszins veranderd. De nieuwe procedure mag in principe maximaal 90 dagen duren, tegenover een gemiddelde duur van 8 maanden van de oude procedure onder de Uitleveringswet.
De verkorte procedure regelt de onmiddellijke overlevering, zonder dat de rechtbank daarbij betrokken is. Er vindt dus geen rechterlijke toetsing plaats. De opgeëiste persoon dient wel in te stemmen met zijn onmiddellijke overlevering. Een verklaring daartoe kan hij afleggen tegenover de officier van justitie. Die verklaring is onherroepelijk!
[1] Stb. 2004, 195.
[2] https://www.om.nl/onderwerpen/internationaal/europees/