Command and superior responsibility binnen het internationale strafrecht
Door: Kayleigh Jansen
Afgelopen week is de Surinaamse president Desi Bouterse veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf voor zijn rol bij de Decembermoorden in 1982, waarbij in één nacht 15 tegenstanders van het militaire regime werden gemarteld en vervolgens om het leven werden gebracht door Surinaamse militairen. Met de uitspraak is een einde gekomen aan een monsterproces in eerste aanleg dat bezig was sinds 2007. Bouterse heeft altijd ontkend dat hij persoonlijk betrokken is geweest bij de Decembermoorden.[1] Advocaat Gerard Spong, die vanaf het begin nauw betrokken is geweest bij deze zaak, zei hierover het volgende: “De executies staan vast. Dat ze zijn voltrokken door militairen, staat ook vast. Evenals de plek. Maar was Bouterse ook persoonlijk betrokken? Daar gaat het om. Was hij aanwezig en gaf hij het bevel? En, op de tweede plaats, lag het in zijn macht om de executies te beletten? Op grond van de ‘command responsibility’, die door alle internationale tribunalen wordt gebruikt, was hij als bevelhebber staatsrechtelijk aansprakelijk voor de executies.”[2]
‘Command responsibility’ is een bijzondere vorm van aansprakelijkheid binnen het internationale strafrecht die geldt voor militaire meerderen en andere (niet-militaire) meerderen. In het laatste geval wordt de verantwoordelijkheid ook wel ‘superior responsibility’ genoemd. Command and superior responsibility ontstond gedurende de Processen van Neurenberg en het Internationale Militaire Tribunaal voor het Verre Oosten. Het concept werd verder uiteengezet in het Joegoslaviëtribunaal en het Rwandatribunaal. Daar command and superior responsibility iets is dat we vooral kennen uit het humanitaire recht, zou worden verwacht dat deze aansprakelijkheidsvorm te vinden is in de belangrijkste humanitaire verdragen. Echter, de Verdragen van Genève bevatten geen bepalingen over command and superior responsibility. Het Aanvullend Protocol (I) bij de Verdragen van Genève, welke ook geratificeerd is door Suriname, geeft in artikel 86 wel een duidelijke definitie van wat we verstaan onder dit concept. Het feit dat het Aanvullend Protocol (I) niet door ieder land geratificeerd is (denk aan de Verenigde Staten, India, Iran, Pakistan), zou problemen op kunnen leveren voor de acceptatie van command and superior responsibility.
Command and superior responsibility is tegenwoordig neergelegd in artikel 28 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (hierna: Statuut van Rome). Hierin is vastgelegd dat de (al dan niet militaire) meerdere die weet of had moeten weten dat een van zijn ondergeschikten een misdrijf zal gaan plegen dan wel heeft gepleegd, en niet het nodige onderneemt om dit te voorkomen of de dader te straffen, op dezelfde voet aansprakelijk is als de ondergeschikte.[3]
Artikel 28 van het Statuut van Rome maakt een onderscheid tussen twee categorieën: de militaire meerdere (onder a) en de niet-militaire meerdere (onder b). Voor beide categorieën gelden de volgende drie vereisten:
- De meerdere had effectieve controle over de personen die het misdrijf zouden begaan/begingen, waarbij effectieve controle inhoudt dat de meerdere daadwerkelijk de mogelijkheid had om dit te voorkomen of de daders te straffen;
- De meerdere had kennis of had kennis moeten hebben van het feit dat de ondergeschikte de misdrijven begingen of zouden begaan, waarbij moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden in de zaak, en;
- De meerdere liet na alle noodzakelijke en redelijke maatregelen te treffen die mogelijk waren om het misdrijf te verhinderen of de daders te bestraffen.
In de onderhavige zaak was Bouterse inderdaad de meerdere van soldaten die onder zijn bevel uiteindelijk 15 tegenstanders om het leven brachten. Het is nu nog de vraag of Bouterse gebruik zal maken van de rechtsmiddelen die open staan.
[1] ‘Twintig jaar cel voor Surinaamse president Bouterse’, 29 november 2019, nos.nl.
[2] ‘Is verdachte D.D. Bouterse schuldig aan 15-voudige moord?’, 9 februari 2017, volkskrant.nl.
[3] E. Van Sliedregt, ‘Internationale misdrijven in het Nederlandse strafrecht en internationale strafrechtspraak’, in R. van Elst & E. van Sliedregt (red.), Handboek internationaal strafrecht 2015, p. 487 e.v. op p. 531.