Faillissementsfraude

Door: Maartje Ribberink

Het Openbaar Ministerie heeft op 6 februari jl. een gevangenisstraf van 18 maanden – waarvan zes maanden voorwaardelijk – en een beroepsverbod geëist tegen een 56-jarige bestuurder van een zorgbureau in Winterswijk. Hem wordt verweten dat hij faillissementsfraude en valsheid in geschrifte zou hebben gepleegd. Verdachte zou voor bijna een half miljoen euro aan de boedel hebben onttrokken, waarvan hij ongeveer 350.000 euro heeft vergokt. Voor het overige verklaarde hij er ‘goed van te hebben geleefd’: dure vakanties, vrouwen en feestjes.[1]

Faillissementsfraude is strafbaar gesteld in artikel 344 Sr. Een faillissement kan worden aangevraagd indien een schuldenaar in de toestand verkeert waar hij heeft opgehouden te betalen.[2] Het faillissement beslaat het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring en hetgeen tijdens faillissement nog verworven wordt.[3] Van faillissementsfraude is sprake als er voor of tijdens het faillissement gedragingen plaatsvinden waardoor de schuldeisers onder wie de failliete boedel moet worden verdeeld, op wederrechtelijke wijze opzettelijk (dreigen te) worden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Deze benadeling wordt meestal veroorzaakt doordat de gedraging van de schuldenaar de inhoud van de boedel heeft verminderd, waardoor het (nog meer) ontoereikend is geworden om de vorderingen van alle schuldeisers te voldoen.[4] Er kan dan worden gesproken van (strafbare) schuldeisersbenadeling.

Frauduleuze schuldenaren hebben vaak de meest creatieve wijzen om faillissementsfraude te plegen. Voorbeelden hiervan zijn het onttrekken van activa aan de boedel in het zicht van het faillissement, het verzinnen van bepaalde financiële constructies of het voeren van een dubieuze administratie. Ook worden er zogenoemde plof-BV’s opgericht: speciale vennootschappen om fraude te plegen.

Een aantal strafrechtelijke onderzoeken op dit gebied wordt uitgevoerd door de politie. De opsporing van met name de complexere faillissementsfraudezaken wordt gedaan door opsporingsdienst FIOD-ECD. De FIOD-ECD is een samenvoeging van de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en de Economische Controledienst. Als hieruit blijkt dat er inderdaad sprake is van fraude, kan in overleg met het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk opsporingsonderzoek ingesteld worden.[5]

Uit onderzoek door de FIOD-ECD is gebleken dat de verdachte in het zicht van het faillissement een bedrag van maar liefst 465.150 euro heeft overgemaakt naar een andere onderneming waarvan hij bestuurder was. Daar is het geld contant opgenomen. Hiermee heeft hij in het zicht van het faillissement goederen uit de boedel onttrokken. Dit is strafbaar gesteld in de eerste categorie van artikel 344 Sr.

Het OM stelt dat de gedragingen van de verdachte ernstige schade hebben toegebracht aan het economisch verkeer. Ook weegt volgens het OM verzwarend mee dat na het uitspreken van het faillissement, de verdachte bewust nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Zo suggereerde hij namelijk dat hij een opeisbare geldlening had afgelost met de opgenomen contanten. De stukken die hij hiertoe aanvoerde bleken uit onderzoek van de FIOD vermoedelijk vals te zijn.[6]

Hoe het afloopt met de bestuurder is nog onbekend; volgende week doet de rechtbank uitspraak.

[1] https://www.om.nl/actueel/nieuwsberichten/@107702/eis-beroepsverbod/.

[2] Art. 1 lid 1 Faillissementswet (Fw).

[3] Art. 20 Fw.

[4] C.M. Hilverda, ‘Faillissementsfraude en de rol van de Belastingdienst’, WFR 2013/1156.

[5] https://www.dfbonline.nl/begrip/6675/fiod-ecd.

[6] https://www.om.nl/actueel/nieuwsberichten/@107702/eis-beroepsverbod/.