Roekeloosheid in het verkeer

Door Maaike Past

Het Openbaar Ministerie eist drieënhalf jaar gevangenisstraf en vier jaar rijontzegging tegen verdachte Raymond N. na het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeluk in 2016. [1] Het ongeval vond plaats op universiteitscampus De Uithof in Utrecht, verdachte botste daar op een bus. De twee andere inzittenden van de auto die N. bestuurde overleefden het ongeluk niet. N. raakte zelf zwaargewond en lag twee weken in coma. Volgens de Officier van Justitie duiden alle feiten op roekeloos rijgedrag en gedroeg N. zich als echte “wegpiraat”. Het Openbaar Ministerie baseert dit op verscheidene feiten en omstandigheden. Ten eerste reed verdachte tussen de 80 en 100 kilometer op een 50-kilometerweg. Ook had hij een rood stoplicht genegeerd. Daar komt nog bij dat verdachte onder invloed was van alcohol en drugs.

Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Veroordelingen voor deze vorm van schuld komen niet veel voor in de rechtspraktijk. Toch heeft de Hoge Raad in de afgelopen jaren hier meerdere arresten over gewezen.  De Hoge Raad benadrukt in een van de arresten dat roekeloosheid in juridische zin niet gelijk is aan de betekenis in het normale spraakgebruik. Er zitten een aantal vereisten aan roekeloosheid, te weten:

Er moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging, waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan de verdachte zich bewust was of althans had moeten zijn. [2] De Hoge Raad vult dit criterium aan in het arrest Toereikend bewijs roekeloos rijden. Daar wordt gesteld dat de enkele vaststelling van elke zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen niet voldoende is. [3]

In artikel 175 lid 3 van de Wegenverkeerswet staan namelijk een aantal strafverzwarende omstandigheden, de rechter mag niet volstaan met enkel vaststellen dat van zo een omstandigheid sprake is, dat moet zeer goed gemotiveerd worden. Roekeloosheid dient zo goed gemotiveerd te worden omdat het dus een strafverzwarende omstandigheid is. In het tweede lid van artikel 175 is te lezen dat overtreding van artikel 6 van diezelfde wet wordt bestraft met zes jaar gevangenisstraf, terwijl de “normale” culpoze variant uit het eerste lid drie jaar gevangenisstraf kent.

Het moet blijken of de rechtbank overgaat tot veroordeling op grond van roekeloosheid. Verdachte lijkt zich van geen kwaad bewust, nu hij in verklaringen de chauffeur van de bus waar hij op botste de schuld geeft van het ongeval. Hij vindt dat de buschauffeur voor hem had moeten stoppen. Ondanks dat de buschauffeur in de uitoefening van zijn beroep een zogenaamde Garantenstellung kent, valt de buschauffeur eigenlijk niets te verwijten. Hieruit  blijkt dat verdachte in het proces een ontkennende houding aanneemt. Het OM zegt dat “verdachte zwelgt in zelfmedelijden”.

Roekeloosheid in het verkeer is een veelbesproken onderwerp. Nadat er twee kritische onderzoeksrapporten van de Universiteit Twente en Rijksuniversiteit Groningen zijn gepubliceerd heeft minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid een wetsvoorstel [4] tot wijziging van de Wegenverkeerswet voorgelegd, waarin roekeloosheid wordt verruimd en sneller kan worden aangenomen.

[1]: https://nos.nl/artikel/2273685-wegpiraat-hoort-3-5-jaar-eisen-voor-fatale-aanrijding-utrecht.html

[2]: HR Kat en Muis (NJ 2014/25)

[3]: HR Toereikend bewijs roekeloos rijden (NJ 2017/426)

[4]: Kamerstukken II2018/19, 35086.