Geen strafvermindering na vormverzuim?

Door Maaike Past


De zaak van Anne Faber is breed uitgemeten in de media. Er leek echter weinig aandacht voor de manier waarop Michael P. is gearresteerd op 9 oktober 2017. Het OM gaf bijzondere toestemming aan de politie om extra druk uit te oefenen op P., in de hoop dat hij zou gaan praten en die informatie kon leiden tot het vinden van Anne Faber.(1) Deze “extra druk” heeft mogelijk geleid tot een aantal schendingen van het strafprocesrecht.

Vanaf het moment dat de verdachte in aanraking komt met de politie gelden er bepaalde rechten voor de verdachte. Deze rechten vloeien voort uit het nemo-teneturbeginsel. Het nemo-teneturbeginsel houdt kort gezegd in dat je als verdachte niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling. Dit beginsel vindt haar oorsprong in het recht op een eerlijk proces, te vinden in art. 6 EVRM. Er zijn drie kernwaarden die voortvloeien uit het nemo-teneturbeginsel.

Ten eerste het zwijgrecht, te vinden in art. 29 lid 1 Sv. De verdachte heeft het recht niet tegen zichzelf te hoeven getuigen. Dit moet voorafgaand aan elk verhoor meegedeeld worden aan de verdachte. Dit is de zogenaamde cautieplicht, eveneens een beginsel dat voortvloeit uit het nemo-teneturbeginsel. In de zaak van Anne Faber is de cautie niet gegeven aan Michael P.(2) Het OM onderbouwt deze beslissing als volgt: “Er was sprake van een uitzonderlijke situatie en een grote tijdsdruk”.(3) De cautie is dus niet medegedeeld in de hoop dat Anne Faber nog zou leven en dat alle informatie die P. zou geven relevant kon zijn voor het redden van haar leven.

Naast het zwijgrecht en de cautie is er nog een derde beginsel dat voortvloeit uit het nemo-teneturbeginsel. Dit is het pressieverbod en is verankerd in art. 29 lid 2 Sv. De verdachte mag niet onder druk gezet worden om zo tot een verklaring te komen, een verklaring moet in vrijheid worden gedaan. Het tonen van een foto van de moeder van P. met daarbij de vraag of hij haar ooit nog terug wilde zien, het bedreigen van P. met een gemuilkorfde hond, het toepassen van pijnprikkels met als gevolg een gebroken schouder (4), zijn voor de verdediging zeker punten waarop zij hun standpunt over schending van het pressieverbod kunnen baseren.

De rijksrecherche, verantwoordelijk voor opsporingsonderzoeken tegen overheidsfunctionarissen (5), heeft de zaak onderzocht. De opsporingsambtenaren, die bij de arrestatie van Michael P. betrokken waren, zijn niet vervolgd. Het OM heeft besloten de zaak te seponeren omdat de verwondingen van P. niet terug te voeren zijn tot één persoon. De advocaat van P. voert aan dat art. 3 EVRM, waarin het verbod op marteling is verankerd, is geschonden omdat P. gewond is geraakt door de arrestatie. Een schending van art. 3 EVRM levert altijd een schending van art. 6 EVRM op.(6)

Een schending van art. 6 EVRM kan op grond van art. 359a Sv bepaalde gevolgen hebben voor het strafproces. Zo kan de rechter in de strafmaat rekening houden met de schendingen. In deze zaak is dat niet gebeurd.(7) De advocaat van P. zag hierin reden om in hoger beroep te gaan. Het hoger beroep zal behandeld worden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Wellicht zal de verdediging de schending van behoorlijke procesorde opnieuw aanhalen, in de hoop dat het Hof wel gehoor geeft aan het verzoek tot strafverlaging. 

(1): https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/is-de-harde-aanhouding-van-michael-p-juridisch-in-orde-~b296f882e/

(2): https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/14/was-keiharde-arrestatie-toelaatbaar-a1606552

(3): https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/is-de-harde-aanhouding-van-michael-p-juridisch-in-orde-~b296f882e/

(4): https://www.nrc.nl/nieuws/2018/06/14/was-keiharde-arrestatie-toelaatbaar-a1606552

(5): https://www.rijksrecherche.nl/onze-organisatie

(6): EHRM 1 juni 2010, ECLI:CE:ECHR:2010:0601JUD002297805 (Gäfgen/Duitsland).

(7): https://www.trouw.nl/opinie/in-de-zaak-michael-p-had-de-politie-het-recht-niet-in-eigen-hand-mogen-nemen~aee9f26b/